hardheid de
  1. hardheid

    Met hardheid kriej daor niks klaor (Sleen)

    Den möt met hardheid anpakt worden (Padhuis)

    Hij kun het mit zachtheid niet winnen, doe mus het mit hardheid gebeuren (De Wijk)

    De hardheid van het ies lat te wensen over (Westdorp)

    hardigheid

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...