iets hards, harde delen, het hard zijn
Ik heb wat hardigheid under in het koppien zitten, der zal toch gien schölfertien ofgaon wezen (Sleen)
Die kouwe is nich goud, dei hef hardigheid binnen (Barger Compascuum)
Wij möt zien daw wat hardigheid op het diekien kriegt
De aargste hardigheid is der al een beetien of
De vrouwlu klaagt aover de hardigheid van het leidingwater (Hoogeveen)
Mit hardigheid bereik ie niks (Ruinerwold)
De voetbalkluppen hebben haardighaid genog (Valthermond)
hardheid