Ook: haarderig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), haarterig (Zuidoost-Drenthe), haorderig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), haorig II, haerig (Zuidwest-Drenthe Noord), haorig
schraal, pijnlijk, gebarsten
Ik heb de handen zo harig, ...haarderig (Sleen)
ik zal ze mar ies wat invetten (Oosterhesselen)
Aj harig in de hals bint, dut oe de hals van binnen zeer en is geveulig (Pesse)
Aj met natte handen in de kaol komt, kriej ze
haorderig (Balloo)
Sommige mensken wördt van de noordenwind haarderig in het gezicht en aan de haande (Schoonebeek)
Ze was haarterig in het gezicht (Erica)
Bij kold weer kuj haerige lippen kriegen (Wapserveen)