heem hemen, het, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: heeim (Midden-Drenthe), heim (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), haim (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), hiem (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. erf

    Ik heb hum het heeim ofjaogd, die loeder van 'n kerel (Eext)

    Ik wil hom nait op het haim hebben

    Hie is van hoes en heem verdreven (Sleen)

    Zie ook:
  2. huisplaats(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    De heimen van dei plaotse kunt ofzunderlijk

    verkoft worden (Barger Compascuum)

    Ik heb die door nog een heim liggen laoten, door kanst op bouwen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...