helderlicht bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. geheel licht, klaarlicht

    Um 9 uur was het nog helderlicht (Sleen)

    Ik begriepe nog neet, hoe hij bij helderlochte dag in de sloot reed (Diever)

    Het was helderlichte maone (Barger Oosterveld)

    Die is de duvel ontkreupen op helderlochten dag

    Hij verneukte mij bij helderlochten dag (Westerbork)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...