hellen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. hellen, afhangen

    Het voor zaod begunt aordig te hellen (Balloo)

    Deur de zwaore snei begunt de takken van de struken slim te hellen (Diever)

    Die muur helt slim

    Dat stuk laand helt baide kanten op (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...