hellig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. kwaad

    Ik wil mai der niet hellig om maoken (Roderwolde)

    As hij hellig in de kop wordt, spaart hij gien meinse (Broekhuizen)

    Met biggen kriegen hej

    nog wal ies een hellige mot (Sleen)

    Hie is zo hellig as een zwien (Eexterveen)

    een spin (Oosterhesselen)

    Hij is wel zo hellig in de hoed (Valthermond)

    Zie ook:
  2. ontstoken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dei wond is hellig (Emmer Compascuum)

    IJ hebt die bloedvin hellig maakt

    *Hoe meer de iemen winnen, hoe helliger zij binnen

    hels

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...