heuischuur de
  1. hooischuur

    In de schuur zat een heuischuur, een poort, een schaophok en de brandschuur (Sleen)

    Hij hef de heuischure los

    Hij hef een bek as een heuischure

    Hie gaapt, het liekt wel een heuischure

    Zie ook:
  2. grote koe, die veel vreet(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Die koe dat is een grote heuischuur (Sleen)

    Een heuischure kan ok een grote koe wèen (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...