Ook: haimel (Veenkoloniën), heeimer (Midden-Drenthe), heimer(-), hemer(-), hemmel II, (h)emer (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), heimer (Kop van Drenthe), huimer, hiempien (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (h)aimer (Kop van Drenthe), hemmel (Veenkoloniën)
Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906ook de overigen meestal verkl
Zie ook:huiskrekel, Gryllus
Eerder haj van die hiemerties achter 't vuur (Sleen)
heimkes (Barger Compascuum)
Hemerties koomt miestal veur in een broodbakkerije (Ruinerwold)
Emerties, die kunt zo akelig sjilpen (Geesbrug)
Heur die heimers is sjaantern (Roderwolde)
mierenleeuw, Myrmeleon formicarius(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Zie ook:(verkl.) klein, tenger persoon of dier(Kop van Drenthe)
Een heimerie is bai ons een klain mietig kindie of deier of zo (Peize)
Het is nog flink oet de kloeten gruid, het was maor zo'n heimerie (Vries)
een haimer (Zuidlaren)
muurpieper
hèerdhiemertien