hingsten onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. hengstig zijn(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Oes peerd hengst ok weer, dat is al de daarde keer (Padhuis)

    Hij hingst weerumme

    Zie ook:
  2. Die vent was ook weer in de bar, hai leup de haile tied tussen de vrouwlu te hengsten (Valthermond)

    Zie ook:
  3. ergens op slaan of springen

    Hie zat erop te hingsten, mor het wol niet kepot (Sleen)

    Hol op aal te hingsten op die deur (Eext)

    Zie ook:
  4. hard werken(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Schei toch ies een keer uut te hingsten (Geesbrug)

    Hij hengst der op lös, ...der maor wat op lös

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...