holttiek -en, -ens,, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: bostiek (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe)

  1. (schapen)teek

    Der zit wel ies holttieken in 't gier (Dwingelo)

    Ik heb de hond een holttiek ofhaold (Norg)

    Ie moet die hond niet teveul in de bossies laoten lopen, hij komp under de holttieken (Hijken)

    Hij hef een holttieke in de nekke (Dwingelo)

    bostiek, heidetiek

    Zie ook:
  2. houtworm(Veenkoloniƫn)

    Daor zat nogal wat holttiek in (Roswinkel)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...