Ook: hörtern (Veenkoloniën)
hortend en stotend gaan(Midden-Drenthe)
Die wagen die hortert aordig (Hijken)
rukken, rammelen(Midden-Drenthe)
An de deure hortern (Hijken)
hakkelen, stotteren
Hij stun daor mor te hortern; het is gien spreker, hur! (Balloo)
Hij hortert der wat tegen an (Roderwolde)
Hie hortert er aordig tegen