huiltjen onovergankelijk, werkwoord, zwak

Ook: huilen II, huilen

  1. mikken in het knikkerspel met de hand op de grond

    Hie kent dat huiltjen net, zo rak hie hum altied

    Niet huilen, maor met de hand van de grond schieten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...