iederreis bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe
  1. steeds, iedere keer

    Hij hef iederreize wat neis (Zuidwolde)

    Het is iederreis hetzölfde liedtien met dij; do koms aaid met natte voeten weer in hoes (Zweelo)

    Hij is der iederreis bij met de priezen (Klazienaveen)

    Iederreize komp hij weer mit het zölfde an (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...