iegender -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: eigender (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), eigenaar (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), ..naor (Zuidwest-Drenthe)

  1. eigenaar

    Hij is de aigenaor van dit huus (Emmer Compascuum)

    Wel zul daor de iegender van wezen? (Sleen)

    De eigender van die auto is naargens te vinden (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...