iens I bijvoeglijk naamwoord

Ook: ains, Spellingvarianten als bij: in I

  1. eens

    Wij binnen het vanaovend toch samen iens worden (Klazienaveen)

    Zie bint het iens worden

    Die bint het aordig goed met mekaar iens

    Hie was het hildal met hum eeins (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...