iezern bijvoeglijk naamwoord

Spellingvarianten als bij: iezer

  1. van ijzer

    Wij hadden ok zo'n mooie iezern plaat achter de hèerd (Westerbork)

    De man had een iezern gestel (Hoogeveen)

    Die kerel hef iezdern handen

    'n iezern wil (Sleen)

    Wij lèeft in de golden eeuw, mar het kan nog wel een iezern wörden (Koekange)

    De iezern koe

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...