ingeven overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. ingeven, toedienen

    Ik heb de koe een fles draank ingeven um hum drachtig te kriegen (Sleen)

    Mit de paplepel wurdt hum det al in egeven (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. als ingeving krijgen

    Het wuur mij zo ingeven

    Welke woorden wördt je mangs toch ingeven! (Padhuis)

    Het wur mij ingeven, dat oous jong mor zo is kommen kun vandaog (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...