inkoken werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. inkoken

    Die spinazie, die is aordig inkookt (Klazienaveen)

    Die jam möt nog wat inkoken, het is nog te dun (Sleen)

    Vruchten inkoken (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...