inkommen II sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. binnenkomen

    Het zaod is mooi inkomen (Sleen)

    Wi'j niet even inkomen? (Padhuis)

    Zie ook:
  2. te vertellen hebben(Zuidoost-Drenthe)

    Hie hef niks in te kommen, de vrouw is der baos (Klazienaveen)

    Zie ook:
  3. verdienen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Die hef niks in te kommen, maor praoties genog

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...