inkopen II overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. inkopen doen

    Hie hef alles inkoft veur de hiele week (Sleen)

    Zie ook:
  2. kopen met het doel het weer te verkopen

    Aj nou nog wat maken

    wilt, maj wel hiel scharp inkopen (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. (wederk.) zich inkopen

    Hie hef zuk in die zaak inkoft (Sleen)

    Aj op leeftied bennen, dan moej je inkopen in die begrafenisvereniging (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...