inlegger de
  1. degene die de garven in de dorsmachine doet(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Op de dösmesiene zat de inlegger, hij gooide de gaarven der in (Dwingelo)

    instopper

    Zie ook:
  2. iemand die de aardappels poot door ze in een gat te leggen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Dat is een flinke inlegger (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...