inpakken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. inpakken

    Ik mut de koffers nog inpakken; wij mut morgen al vrog weg (Hollandscheveld)

    Inpakken en wegwezen! (Rolde)

    Zie ook:
  2. weggaan, ophouden

    Jonges pak maar in; hij wint toch altied mit blokgooien (Barger Compascuum)

    As ie zo knooit, kuj wel inpakken (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...