inpakken
Ik mut de koffers nog inpakken; wij mut morgen al vrog weg (Hollandscheveld)
Inpakken en wegwezen! (Rolde)
weggaan, ophouden
Jonges pak maar in; hij wint toch altied mit blokgooien (Barger Compascuum)
As ie zo knooit, kuj wel inpakken (Pesse)