inschakeln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. inschakelen

    Ze wilt een helderziende inschaokeln um de moord op te lössen (Rolde)

    Even de stroom inschakeln (Valthe)

    Wij moet er mèer volk bij inschakeln (Zweelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...