inslempen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. inslempen

    Aj boompies plaant, meuj ze goed inslempen, dan koomt ze bèter an (Hollandscheveld)

    Die proppaol moet wij inslempen as wij hum gooud vaast wilt hebben (Gasselte)

    Het rooie zaand onder de fundamenten mus in eslempt worden (Wapse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...