introuwen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. introuwen, door het huwelijk bij een familie komen

    Vroouger was dat gien femilie, maor hij is daor introuwd (Eext)

    (...) daor was e doe introuwd bij zien vrouws stiefvaoder

    Hie hef niks in te kommen, hij is der veurgoed bij introuwd

    Hij was er bij introuwd

    Bron: A. Dening Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...