invreten onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. invreten

    De haat zat er zo diep invreten (Sleen)

    Die breurs zaten vake te harrewarren, maor het vrat niet in

    Het kaarnpolsie mag wel verneid wörden, het begunt aordig in te vrèten (Koekange)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...