jaorlijks bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. jaarlijks

    Wij moet jaorlijks nogal wat opbrengen veur dit hoes (Gasselte)

    Dit is een jaorlijks gebeuren

    Zij holdt jaorlijks een uutvoering (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...