joekel -s, dehet, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: jocht (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), joeg (Zuidwest-Drenthe Zuid), jucht (Kop van Drenthe), joegsel (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), juugt (Zuidwest-Drenthe Zuid), sjoegte (Zuidwest-Drenthe Zuid), joekerd (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), joegel (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), joggel II, jugge, ringeljocht

  1. groot exemplaar

    Een joekel van een vis (Geesbrug)

    van een vrouwe (Fluitenberg)

    Wat een starke joekel

    Wat een grote joggel

    Zo'n joekerd van een paole steet stevig (Hijken)

    joepster

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...