Ook: jeuken (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), juiken (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Bron: J. J. Uilenberg & J. J. Uilenbergjeuken
Oetslag kan asmangs slim jeuken (Eext)
Aj der azien op doet, is het jeuken vaak over (Stieltjeskanaal)
De wonde begunt te jokken, het zal non wal gauw zachten (Oosterhesselen)
De vingers begunden mie te jeuken
De haanden, die jokt mij (Dwingelo)
Dan jokken mij de koezen niet meer
IJ krabt waor het je niet jokt
Wij kriegt gauw braandewien, want de neuze jokt mij (Havelte)
De mage begunt mij te jokken
't Jokt mij, det wordt een goed botterjaor (Ruinerwold)
't Gat jokt mij, de botter wordt duur (Wapse)
As mien neuze jokt, dan wordt de botter duur (Hoogeveen)
Het zal mij niet jeuken
krabben(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)
Jeuk mij is even midden op de rugge, ik kan er net zölf niet bij (Nieuw Amsterdam)
As kiender deden wij dit jokken mit 'n jokstien (Smilde)
*O, mouder Marij, wat jeukt mie de knei/Och, kind, wat zol dat, dat heb ik net zo had (Valthermond)
As je de ... jokt, ligt er een hoer op starven (Gasselte)