jut II -ten, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. klap, trek

    Ik gaf weer een jut an het stuur

    Geeft hum nog een juttie, dan stiet het goed (Geesbrug)

    Hie gaf hum toch een jut, dat hie rolde achterover (Exlo)

    jutter

    Zie ook:
  2. persoon(Midden-Drenthe)

    Wat is dat toch een stieve jut! (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...