een korting geven, in mindering brengen
Oeze melk was dizze reize goed schone; zij hebt oes niks ekört (Zuidwolde)
Wij mut de roene maar wat körten, want hij wordt aordig wèlig (Ruinerwold)
strak houden(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Zij kört die jongen aordig (Nieuw Amsterdam)
de
körtbult
Het is non mooi regenachtig weer, wij moet mar an het körten (Oosterhesselen)