köstern werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Zuidwest-Drenthe
  1. keuvelen

    Zie zaten bij een borreldie te köstern (Dwingelo)

    Zij zaten daor achter de kachel wat te kostern, het leek wel, of zij overal een oplössing veur hadd

    priestern

    Zie ook:
  2. (zwz), in

    Hij köstert wat bij hum zölf

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...