kaak kaken, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: kake (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), kaeke (Zuidwest-Drenthe Noord), kaok (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), kaoke (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. kaak

    Wat hij tussen de kaoken kreg, löt hij niet weer lös (Zuidwolde)

    Ik mus zo kauwen, ik heb het er van in de kaken (Sleen)

    Hol non je kaken mor is even op mekaar, dat hef de hele middag al an gaon

    Hie hef een klap op de kaok had (Balloo)

    Zie ook:
  2. dikke steen bij het spel(Midden-Drenthe)

    pinken

    pinken II

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...