kaggen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: kaggeln (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. kuchen, hoesten, veelal zonder slijm op te geven

    Hie kagt er heeil wat an of daogs (Eext)

    Hie kagt der aal tegenan, het wil niet lös (Sleen)

    Jan het bronchitis, dai löp de haile dag te kaggeln (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...