kamer -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: kaomer, kaemer (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. kamer, vaak mooie kamer die niet dagelijks werd gebruikt, de pronkkamer of de voorkamer, maar ook de

    Wij hebt de kamer een goeie beurt egeven (Ruinerwold)

    Ze zatten in de kaomer te koffiedrinken (Roderwolde)

    De kaomer is, waor ze 's aovends zitten gungen (Drouwen)

    De kaomer was meer het vertrek waor aj zaten aj veziet hadden (Eext)

    een klein vertrekkie, waor levensmiddeln stunden. Een soort grote kaste mit baankies langs de kaante (Hollandscheveld)

    waor ij niet kwamen, maor wel de mooiste meubels stunden (Stieltjeskanaal)

    In de kamer zatten bedsteden, mor ij woonden er niet. De kamer was vaak de bargplaots en de kokpot s (Sleen)

    De beste kaemer is de pronkkaemer of de wc (Dwingelo)

    's Zundags eet wij in de kaomer, deur de week in de keuken (Eext)

    De aolde kamer

    Um de mooie kamer te sparen, zaten Tinus en zien vrouw en jongen altied in de daagse kamer

    Het kleine kaemertien (Wapserveen)

    Het kleinste (Meppel)

    De beste kaomer was vrouger de wc. (Eexterveen)

    Hie woont bij hèur in de kamer

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...