kar -ren, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: ka IV, kaar II, karre (Veenkoloniën), kare (Veenkoloniën), kaar (Midden-Drenthe), kerre (Kop van Drenthe)

  1. kar, in diverse soorten en met diverse functies

    Hij zat met peerd en kar in de sloot (Drouwen)

    Jaan schof de kaar veur zuk oet

    Hij spande de hond veur de kar (Roderwolde)

    Een Duuts karregien of poepenkarregien

    Zij spant het peerd achter de karre

    As die het mor in de kar hef, dan is het zo rond

    Zie ook:
  2. (verkl.) voorstel van ouderwetse ploeg(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Dat was het stel of het karregien (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...