keuren
Vanaovend kan ik niet bij je kommen, ik moe toenen keuren (Eext)
Aj wat koopt, moej het eerst even keuren (Norg)
Wij hebt zwarte bezen op draank ezet, ie mut ies komen keuren
Hie möt hen keuren veur dienst
kiezen(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe)
Ai moeten de mooiste der mor oetkeuren (Roderwolde)