kiepern werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: kiepeln (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), kiebeln (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. kieperen

    Dat kind is van de taofel of kiebeld (Erica)

    Mit wagen en al kieperde hij in de sloot (Pesse)

    kippen

    Zie ook:
  2. kantelen

    Het voor heui stiet op kiepeln (Fluitenberg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...