kieteln overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: killen (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), kiedeln (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), kielen II, kielen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), kitteln (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. kietelen

    De jonges pakten de maais an en kielden ze van alle kaanten (Meppel)

    Die kan niet tegen kielen (Hollandscheveld)

    Plezierig? Man, aj lachen wolden, mus ie oezölf kielen

    Ie mut een klein kiend niet onder de vooties kielen, want dan geet het stottern (Hoogeveen)

    kirreln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...