kits II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. voor elkaar, in orde

    Mit mij is alles nog goed kits (Ruinerwold)

    Met de boerderij geeit alles kits (Norg)

    Hoe is het?

    Alles kits en de bok vet (Stieltjeskanaal)

    Alles kits achter de rits (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...