klaorworden werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. tot een akkoord komen

    Wij bunt vanaovend toch weer met ons vieren klaorworden (Klazienaveen)

    Wij kunt het akkoord niet klaorworden

    Zie ook:
  2. klaarkomen met iets(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dende moej altied op wachten, die kan nooit klaorworden (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...