klater -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: klatter (Kop van Drenthe)

Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. klap

    Ie mut oe stilholden, aanders krieg ie een klater (Geesbrug)

    dan za'k oe een klater verkopen! (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. ratelpopulier (zwz), zie ook

    klatern

    Zie ook:
  3. roddel, achterklap(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dat wief mug geern een ander 'n klatter naogeven (Peize)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...