klauwerd s, de
  1. iem. die veel werk verzet en veel aandurft (zd, md, vk), ook van een paard gezegd(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Een klauwerd is een vreuter (Rolde)

    Dat pèerd is een klauwerd, die komt er wal deur (Sleen)

    Zie ook:
  2. iemand die alles neemt wat van zijn gading is (zov, kvd, zwz), ook een dief(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Die klauwerd jat alles bij mekaar (Fluitenberg)

    Zie ook:
  3. harde trap, klap (md), zie ook

    klauw

    Zie ook:
  4. onrustig paard(Zuidwest-Drenthe)

    Een peerd, dat een boel klauwt mit de veurpoten is een klauwerd (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...