kleppen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. kleppen

    De kerkklokke klept (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. kletsen

    Daor wordt aordig over eklept (Dwingelo)

    Dat wicht mot niet zo kleppen (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...