kleumen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. kleumen, rillen

    De mensken stunden te kleumen bai de wedstried (Roden)

    Hij stiet te kleumen van de kolde (Uffelte)

    Vrouger zaten aold mensken vaok bai de kachel te kleumen (Eexterveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...