kleuren werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. een kleur krijgen

    Aj mij plaogt, begun ik zo te kleuren (Elim)

    Hij kleurde tot aachter de oren (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. een kleur geven

    Dat is 'n mooie tekening um te kleuren (Klazienaveen)

    Het grös muj nog wat gruner kleuren, dan heb ie een mooie tiekening (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...