klis -n, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: klisse (Zuidwest-Drenthe)

  1. klis, Galium aparine, met name het bloemhoofdje ervan

    De jonges harren de meister een klisse op de jasse daone (Ruinerwold)

    Wij gooiden mekaor klissen in het haor (Gieten)

    Zie ook:
  2. klit in het haar (zwz), zie ook

    klit

    Zie ook:
  3. (zoz, md), in

    Hij lop zo recht as een klis (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...