knaokerd -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: knokerd (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), knokkerd (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. sterke kerel

    Die knokkerd hef gien muite met die balen maal (Padhuis)

    Zie ook:
  2. vechtersbaas(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Zie ook:
  3. groot paard(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Doe de grote knokkerd der maar veur, die trekt het wal (Padhuis)

    Zie ook:
  4. oud paard, oud dier met uitstekende botten(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Een aolde knaokerd van een pèerd (Sleen)

    Zie ook:
  5. groot exemplaar, bijv. van een aardappel(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...