knecht
Veur het volgend jaor hew weer een knecht wunnen (Padhuis)
De mul
der zien knecht
Ik bun dien knechie niet
Die vrouw wordt daor as knecht gebroekt
Hij is de duvel zien knecht
Hai kent de duvel en zien knecht, ...en zien mouer
Wie kent een eerste knecht en een tweide knecht, een vaste knecht en een losse knecht (Barger Oosterveld)
de grote knecht
de kleine knecht
de volle knecht of eerste knecht (Klazienaveen)
de oldste knecht en de jongste knecht (Barger Compascuum)
Wij haarden vrogger 'n vaaste knecht in het waark (Diever)
grote jongen(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Koom ies bij mij, mien kleine knecht (Ruinen)
hulpgereedschap(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)
De planken weurden met een knecht in mekaar dreven en dan vastspiekerd (Oosterhesselen)
Met de knecht kuj een waegen optillen
Haal mij de knecht is even op
De dekker holdt het reit bai mekaor met de knecht, totdat hij het vastbonden hef (Norg)
in
de olde knecht
Bij de olde knechte te biechte gaon (Smilde)
IJ kunt niet ieuwig bij mekaar blieven, zee de knecht die drie dagen bij 'n boer west was en toen we (Oosterhesselen)
Boerenknecht is boerenhond (Barger Compascuum)
Hond schiet mij een knecht (Emmen)
en blaf zulf
Bestel je hond, ik ben je knecht niet (Hooghalen)
Eigen baos is zien eigen knecht (Hoogeveen)
Aj mij gistern wunnen hadden, dan ha'k vandaag je knecht west
De knecht mag niet veur de baos uutpraoten (Kerkenveld)
De knecht mag niet veur de baos oetlopen
Ie kunt bèter zien biebel wèzen dan zien knecht (Hoogeveen)
Zo heer, zo knecht (Noordscheschut)
Zo boer, zo knecht (Hijken)
Al is de tied ok nog zo slecht/Het is beter klaine baos as grote knecht (Norg)
Ondeugde is des duvels knecht (Koekange)
Lichtmissen slecht/Wördt iedere boer 'n knecht /Lichtmissen donker/ Wördt iedere boer 'n jonker (Padhuis)